De bus komt later vandaag, de zon schijnt door de mist.
De straten liggen stilverlaten, daar moet je het mee doen.
Ik denk aan je zachte schouders, de klok slaat een half uur.
Je zei we hebben elkaar, gered van de eenzaamheid.
Wij tweeën dansen op één been, één goed, één één-één.
Ik je je ogen.
tot onderhoek kwam.
Nieuwsgierig en gescheiden en geld.
Het is en vermalen.
Ik zei we hebben elkaar, gered van de eenzaamheid.
Wij tweeën dansen op één been, één goed, één één-één.
Ik je je ogen.
je ogen.
Wij tweeën dansen op één been, één goed, één kwaad.
Wij tweeën dansen op één been, één goed, één één-één.
Ik je je ogen.
je ogen.
Wij tweeën.
Wij tweeën.
Wij tweeën.